FanFic
VoorWoord
I know, I know. Het laatste verhaal is nooit geëindigd, is zelfs niet verder gekomen als 1 hoofdstuk en ik zou je hoop ook maar niet vestigen op dit verhaal, want er nog nooit een verhaal van me verder gekomen dat 1 hoofdstuk. Toch heb ik mijn hoop wel gevestigd op dit verhaal, als is het bijna hopeloos. Nu ja, om maar niet te veel te praten, hier komt hij dan:
»»»the song for this story
»»»Proloog
»»»Hoofdstuk 1
»»»Hoofdstuk 2
VoorWoord
I know, I know. Het laatste verhaal is nooit geëindigd, is zelfs niet verder gekomen als 1 hoofdstuk en ik zou je hoop ook maar niet vestigen op dit verhaal, want er nog nooit een verhaal van me verder gekomen dat 1 hoofdstuk. Toch heb ik mijn hoop wel gevestigd op dit verhaal, als is het bijna hopeloos. Nu ja, om maar niet te veel te praten, hier komt hij dan:
»»»the song for this story
- Spoiler:
»»»Proloog
- Spoiler:
- Zachtjes stapte ze uit haar bed. Waarom ze zo zacht deed, dat wist ze zelf ook niet. Misschien was het omdat het al zo stil was. Ze hield van stilte en wilde het het liefste niet verbreken. Maar nu was het wel heel stil. Er was geen geluid, letterlijk geen enkel geluidje. Op haar tenen sloop ze de trap af. Een trede kraakte heel zachtjes onder haar voet. Geschrokken alsof ze door een wesp gestoken werd trok ze haar voet weer weg. De stilte hervatte. Het enige wat ze hoorde was het snelle bonzen van haar hart. Nu nog voorzichtiger als eerst sloop ze de rest van de trap af. Eenmaal op de ijskoude vloer beland liep ze naar de deur en legde heel voorzichtig haar hand op de klink. Even aarzelde ze en draaide ze zich weer om. Na een paar stappen terug gezet te hebben besloot ze toch maar erheen te gaan. De deur kraakte niet toen ze hem openduwde, wat het bijna eng maakte. Het eerste wat ze deed toen ze eenmaal binnen was, was een blik op de klok werpen. Het digitale ding gaf gelukkig licht zodat ze het ook nu in het donker goed en duidelijk kon zien. Het was midden in de nacht, zag ze. Zonder het licht aan te doen sloop ze verder naar de keuken. Door het grote raam kwam een zwak schemerlicht, wat haar net de mogelijkheid gaf alles te zien. Ze trok de koelkast open, die meteen pijnlijk fel licht begon uit te stralen. Terwijl haar ogen langzaam aan het witte licht wenden pakte ze de chocolademelk. Meteen toen ze de deur van de koelkast dicht deed sloeg de duisternis weer toe. Terwijl de chocolademelk warm stond te worden in de magnetron ging ze aan de tafel zitten. Ze staarde naar buiten, haar knieën tegen haar borst opgetrokken.
»»»Hoofdstuk 1
- Spoiler:
- De vele kleine sneeuwvlokjes dwarrelden langzaam naar benden. Normaal hield ze wel van sneeuw, maar nu voelde ze op de één of andere manier dat ze zich eraan irriteerde. Ze volgde met haar ogen een enkele vlok en zag hoe hij meteen smolt zodra hij de grond ook maar raakte. ze beleef de sneeuw volgen, totdat de magnetron begon te piepen, wat haar bijna verlossend in de oren klonk. Snel stond ze op en wandelde de keuken weer in. Voorzichtig haalde ze de hete chocolademelk uit de magnetron. De damp die er vanaf kwam steeg op in haat neus, wat haar bijna een hoestbui opleverde. Met de stomende kop in haar handen geklemd keerde ze weer terug naar de huiskamer en ging weer aan de tafel zitten. Ondertussen had de sneeuw een vieze water-drab op de straat buiten gevormd. Ze zag het niet. «««««««
Diezelfde nacht lag een jongeman op zijn rug op het tapijt naast zijn bed. Starend naar het plafond draaide hij langzaam het kruisje om zijn nek rond in zijn hand. Hij had het geërfd van zijn oma. Hij zuchtte en sloot een paar seconden zijn ogen. Toen stond hij op en liep naar het raam. Op de straat lag een wit doorzichtig laagje ijs. Hij zuchtte nog een keer, dat zou glijden worden, morgen op de fiets. Gapend liep hij terug naar zijn bed. Morgen moest hij weer vroeg op. «««««««
««««««« De zon scheen zacht door zijn ruit. In zijn ogen wrijvend stapte hij uit zijn bed. Nog slaapdronken drentelde hij de badkamer in. In de spiegel kijkend zag hij hoe zijn haar in de war zat. Met een flauwe glimlach keek hij ernaar. Hij zuchtte nog eens en deed de koude kaan aan. Meteen stak hij zijn hoofd eronder. Zo snel mogelijk werkte hij zijn ontbijt, een ei met spek, naar binnen en sprong op zijn fiets. Al fietsend kwam hij langs de straatjes en steegjes. Alles was mooi rood en groen versierd voor het kerstfeest. De geur van versgebakken brood kwam uit de bakkers en ook de supermarkten hadden prachtige lichtjes. Vrolijk fietste hij door. Hij sloeg een smal straatje in. Links en rechts stonden donkere, vervallen huizen zodat het net een spookstraatje leek. De verlichting was kapot en er stonden allemaal half gesloopte auto's. Met opgetrokken schouders fietste hij zo snel als hij kon verder. Hij voelde zich nooit fijn in dit steegje en was er het liefste zo snel mogelijk weg. Het was dat dit de enige route was, want anders had hij het liever gemeden, net als alle anderen in de stad deden. Maar toen.. Glip! Met een rot-val gleed zijn fiets weg over het ijs. 'Auwww' kreunde hij zacht. Hij stond zo snel als hij kon weer op en pakte zijn fiets. Nu lopend ging hij verder, zijn hoofd bonkte pijnlijk. Gelukkig was het niet ver meer.»»»»»»»
Er klonk een doffe klap. Nieuwsgierig stond ze op, het gebeurde niet vaak dat iemand door het steegje reed. Beneden lag een jongeman. Er schitterde iets. De jongeman stond weer op en liep verder, zijn fiets meenemend. Het glinsterende bleef liggen. Ze staarde er een poosje naar. Langzaam stond ze op. Ze opende haar deur en ging de trap af. Beneden in het trappenhuis aangekomen herinnerde ze zich dat ze haar jas vergeten was. Haar schouders ophalend duwde ze de buitendeur open, ze zou alleen maar even gaan kijken... Toch?Ze hurkte neer naast het kettinkje. Dat was het, zag ze nu. Het touwtje waar het hangertje aanhing was gebroken, waarschijnlijk op het moment van de val. Voorzichtig pakte ze het op en draaide zich om naar de deur. 'Shit!' gromde ze in zichzelf. Huissleutel vergeten. De wind sneed door haar t-shirtje heen. Ze kon nu niet terug. Het enige wat ze kon doen was wachten. Of lopen. Met een diepe zucht begon ze maar te lopen. Zachtzinnig stopte ze het kettinkje in haar broekzak. Die moest toch terug naar die jongeman... Ze volgde zijn spoor, er was er toch maar één in de straat. Ze kwam aan bij een hoog modern gebouw. Hier kon ze duidelijk niet naar binnen... Ze besloot te wachten. Ze wachtte en wachtte en er leek maar geen eind aan te komen. Na een paar uur, wat voor haar dagen leek, kwam hij eindelijk naar buiten. Ze herkende hem meteen aan zijn felgekleurde jas. Hij zag haar alleen niet, dat was het probleem. Ze volgde hem met haar ogen en opende haar mond om hem te roepen, maar ze durfde niet. Zacht beet ze op haar lip. Inmiddels was hij al naar zijn fiets gelopen en haalde het van het slot. Ze nam een besluit. Geduldig wachtte ze tot hij na lang gepruts het slot los had gekregen. Hij fietste weg. Voorzichtig, om niet op te vallen, volgde ze hem tot ze doodop belandde bij een mooi huis. «««««««
»»»Hoofdstuk 2
- Spoiler:
- Gefrustreerd stapte hij naar binnen. Hij hing zijn jas aan de kapstok en snelde naar boven. Ruw duwde hij de deur open en keek zijn kamer in. Het lag er niet. Hoofdschuddend rende hij weer naar beneden. Ook in de keuken lag hij niet en al helemaal niet op de tafel. Hij keek in de raarste hoekjes en trok zelfs de voorraadkast open. Zijn ketting lag nergens. Hij vloekte zacht. Had hij het dan toch meegenomen? Hij dacht terug aan de ochtend. Hij was gevallen, had hij het dan toch verloren onderweg? De deurbel ging. 'Verdomme'. Hij liep naar de deur en opende hem. Een kind stond voor de deur. Met een blik op zijn geïrriteerde gezicht rende het kind angstig weg. Net op het moment dat hij de deur weer dicht wilde gooien kwam er een meisje aangerend. Ze was ongeveer van zijn leeftijd. Ze staarde hem aan. De lichtjes van zijn kerstboom in zijn voortuin weerkaatsten glinsterend in haar ogen. Haar haar was drijfnat van de gesmolten sneeuw en ze rilde, ze had immers niet eens een jas aan. Terwijl hij haar aanstaarde stak ze haar hand in haar zak en viste er een kettinkje uit. Zijn kettinkje! Verbaasd stak hij zijn hand uit en ze legde het kettinkje erin. Een enkele tel raakte haar hand de zijne, totdat ze hem snel terugtrok en zich omdraaide om weg te lopen. 'Wa-wacht..!' Het klonk heel zacht en even was hij bang dat ze hem niet gehoord had. Maar ze draaide zich om en keek hem even droef aan. Hij stak zijn hand uit en pakte zacht haar arm. Ze voelde koud aan, ijskoud. Voorzichtig trok hij haar naar zich toe, naar binnen, en sloot de deur achter haar. 'Je bent koud, straks wordt je nog ziek!' zei hij haar, waarop ze haar hoofd liet hangen. Kon ze wel praten? schoot er door zijn hoofd. 'Ze haten me.' Het klonk schor, en heel even vroeg hij zich af of zij het gezegd had.«««««««